Dossier zware beroepen in behandeling

Dossier zware beroepen in behandeling

Etienne de Callataÿ en Paul Soete, aangewezen door de regering als verzoeners om een uitweg te vinden voor het dossier Zware beroepen, hebben hun verslag ingediend. Zonder al te optimistisch te zijn over een globale oplossing die ieders goedkeuring wegdraagt, worden in dit verslag toch voorstellen gedaan om beroepen als zwaar te aanzien. Wat stellen de experten voor?

In eerste instantie wordt voorgesteld de openbare sector en de privésector afzonderlijk te behandelen, dit natuurlijk om de reeds vergevorderde hervorming bij de ambtenaren, die zou kunnen ingaan in 2020, niet te blokkeren. Er zou geen sprake meer zijn te werken op basis van functies in de privésector, maar eerder vanaf criteria waarover een consensus kan worden bereikt. Vier kategorieën van criteria werden door de regering reeds weerhouden: fysiek zware beroepen, de werkomgeving, risicoberoepen en de emotionele zwaarte van functies. Het regeringsvoorstel is dat als aan een criterium wordt voldaan, de werknemer zijn jaren zware arbeid ziet vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 0,05, waardoor hij sneller op pensioen kan gaan. Indien twee kategorieën worden gehaald, is dit 0,10. Met drie of vier kategorieën gaat men naar 0,15. De experten stellen voor deze coëfficiënten te herzien en menen dat een systeem van coëfficiënt van 0,10 voor alle zware beroepen en zonder mogelijke cumul, aanvaardbaar zou moeten zijn, met verhoging tot 0,15 voor de zwaarste jobs.

Het verslag stelt ook voor de verhoging van de leeftijd waarop men toegang heeft tot het systeem van tijdskrediet eindeloopbaan, uit te stellen. Van de leeftijd van 55 gaat die leeftijd naar 60 binnenkort. Fediplus is er steeds voorstander van geweest deze leeftijdsverhoging niet toe te passen om de werknemer toe te laten zijn eindeloopbaan beter te kunnen organiseren.

De bemiddelaars nodigen de onderhandelaars ook uit een aantal punten te herzien. De verzoeners stellen enerzijds voor de duurtijd van 10 jaar om een zwaar beroep te hebben,  te spreiden over 20 jaar. Anderzijds zijn ze van mening dat de verplichting om aan de criteria te beantwoorden binnen dezelfde functie en bij dezelfde werkgever geen goed idee is in het kader van de professionele mobiliteit. Tenslotte vinden zij geen voldoende basis voor de overweging van een bonus die het pensioen van een werknemer doet groeien van iemand die verder blijft werken ondanks de gezondheidsrisico’s vandien. Zij stellen eerder een  gedeeltelijke bonificatie voor van de niet-gepresteerde jaren omwille van de vervroeging.

Ondanks deze beperkte verduidelijkingen is een oplossing nog niet in zicht en is het twijfelachtig of de eindmeet binnen deze legislatuur nog wordt gehaald.