Ambtenaar

Een overlevingspensioen ten laste van de overheid kan onder bepaalde voorwaarden worden toegekend aan rechthebbenden van wie de echtgenoot, benoemd of stagiair, is overleden.

Voorwaarden hier ook:

  1. Minstens 45 jaar oud zijn behalve:

–        Als men minstens 66% permanent arbeidsonbekwaam is;

–        Als er een kind ten laste is.

  1. Minstens een jaar gehuwd geweest zijn met de werknemer behalve indien:

–        Een kind geboren is uit dit huwelijk, ook als de geboorte na het overlijden van de werknemer gesitueerd is;

–        Bij het overlijden er een kind ten laste was voor wie kinderbijslag wordt ontvangen;

–        Het overlijden te wijten was aan een ongeval dat plaatsvond na de huwelijksdatum;

–        Het overlijden veroorzaakt werd door een beroepsziekte.

 

Er zijn drie kategorieën rechthebbenden: de overlevende echtgenoot, de overlevende gescheiden echtgenoot (niet hertrouwd) en de wezen.

Hoe wordt het overlevingspensioen berekend?

Het overlevingspensioen van de overlevende echtgenoot wordt volgens de volgende formule berekend:

Overlevingspensioen = 0,60 x referteloon x N/D zonder meer te mogen bedragen dan:

0,50 x baremisch maximum x N/D.

Dit baremisch maximum wordt vervangen door het laatste loon als het pensioen wordt toegekend voor een bijambt of als de echtgenoot niet in dienst is overleden en minder dan 20 jaren dienst telde.

–        Referteloon: dit is over het algemeen het gemiddelde loon van de laatste vijf dienstjaren.

–        N = toelaatbare diensttijd, uitgedrukt in maanden.

–        D = referteperiode: dit is de periode begrepen tussen de 20e verjaardag en de overlijdensdatum, uitgedrukt in volledige maanden en beperkt tot 480.

Het overlevingspensioen van de gescheiden echtgenoot wordt als volgt berekend:

Overlevingspensioen = P x N’/D’

–        P = pensioen van de overlevende echtgenoot, enige begunstigde

–        N’ = duurtijd uitgedrukt in maanden toelaatbare dienst gedurende het huwelijk.

–        D’ = totale duurtijd van de dienst en van de geassimileerde periodes inbegrepen de duurtijd die 480 maanden overschrijdt.

Een wees ontvangt 6/10e van het fictief overlevingspensioen dat zou worden toegekend aan de overlevende echtgenoot; 2 wezen ontvangen 8/10e van dit zelfde pensioen en 3 wezen of meer ontvangen een volledig pensioen.

Indien de gescheiden echtgenoot ook begunstigde is, wordt het haar toe te kennen deel afgetrokken van het globale overlevingspensioen. De overlevende echtgenoot ontvangt dan het resterende deel dat niet lager mag liggen dan de helft van het globale overlevingspensioen.

Als er ter zelfdertijd een overlevende echtgenoot of een gescheiden echtgenoot en wezen zijn uit een ander huwelijk, wordt het globale overlevingspensioen verdeeld onder deze twee groepen.