België, met zijn complexe federale systeem, onderscheidt zich door een verdeling van bevoegdheden tussen verschillende niveaus van overheid. In zijn studie Het Belgische federalisme in cijfers (2023) brengt Itinera de financiële uitdagingen van deze structuur in kaart.
Laten we de cijfers in hun context plaatsen. Het rapport stelt dat het aantal banen in België 5.002.173 bedraagt, en dat het aandeel van de openbare tewerkstelling in de totale tewerkstelling 22% is. De auteurs benadrukken al snel wat lijkt op een aanzienlijk onevenwicht: terwijl de openbare tewerkstelling “17,34% van de werknemers in Vlaanderen” vertegenwoordigt, is dit percentage “27% in Wallonië.” Zijn de ambtenaren dus te talrijk? Laten we vooroordelen vermijden. De Waalse situatie is voornamelijk te wijten aan een veel lagere tewerkstellingsgraad dan die van Vlaanderen.
De oplossing? Een herstelplan dat de private sector en het ondernemerschap stimuleert: “Het is een kolossaal project dat zowel innovatie, governance (geen herstel zonder goede governance), administratieve en institutionele vereenvoudiging, onderwijs (de strijd tegen schooluitval en leerachterstand), opleiding (in talen en in duaal leren), de activering van langdurig zieken alsook de verwijdering van obstakels (en valkuilen) voor werk betreft,” leggen de twee onderzoekers uit. Als de bedoelingen van “de vertrekkende meerderheid MR-Engagés” aanwezig zijn, “verwachten we het actieplan”, concluderen ze.
Itinera-onderzoekers Hindrick en Lamfalussy beginnen met te benadrukken dat “de tewerkstelling in de openbare sector in België een opmerkelijke stijging van 4,9% heeft gekend,” wat te verklaren is door “de zesde staatshervorming die in 2012 en 2014 werd goedgekeurd.” Ook hier moeten we niet de kar voor de paarden spannen. Inderdaad, terwijl “de openbare sector in ruime zin een aanzienlijk aandeel in de tewerkstelling in België vertegenwoordigt,” heeft deze niet het meest bijgedragen aan de verhoging van de tewerkstelling in België tussen 2015 en 2023.
Lamfalussy en Hindrick benadrukken dat “vooral de private en zelfstandige sectoren de meest significante verhogingen hebben gekend,” terwijl “de openbare (of soortgelijke) banen in de sectoren van de gezondheidszorg en de sociale actie meer bescheiden stijgingen hebben gekend.” Ten slotte betekent een stijging van het tewerkstellingsniveau niet noodzakelijk een stijging van het niveau van de openbare tewerkstelling ten opzichte van de private tewerkstelling, aangezien de auteurs opmerken dat “het aandeel van de openbare tewerkstelling in alle provincies afneemt.”
De kosten voor het functioneren van de overheidsdiensten vormen een aanzienlijke last voor de regering, met een totaal van ongeveer 36 miljard euro. Een derde van dit bedrag gaat naar de federale overheidsdiensten, de verschillende parlementen, regeringen, kabinetten en het Koninklijk Huis.
De verloning van het personeel is een belangrijke uitgave, vooral in het onderwijs. Echter, de personeelskosten zijn ook in andere sectoren hoog. Zo wordt er bijvoorbeeld 10,8 miljard euro besteed aan salarissen in de algemene diensten van de overheidsadministraties. Hoewel de studie aangeeft dat er "in deze analyse geen onderscheid wordt gemaakt tussen de twee", wordt opgemerkt dat er "gemiddeld 50% statutairen en 50% contractuelen zijn".
In de gezondheidszorg zijn de personeelskosten opgenomen in de totale uitgaven voor de prestaties, die 84% van het totale budget voor deze sector uitmaken.
Een ander sleutelaspect dat door Itinera wordt geïdentificeerd, is de versnelde vergrijzing van de Belgische bevolking, die steeds meer druk uitoefent op de overheidsfinanciën. Het budget voor sociale bescherming, dat in 2023 140,2 miljard euro bedroeg, wordt als volgt uitgesplitst:
Laten we opmerken dat er nog een enveloppe van 10 miljard moet worden toegevoegd voor meer specifieke uitgaven waarvan we de inhoud hier niet kunnen detailleren.
Naast de sterk toenemende uitgaven voor de sociale zekerheid van werknemers en langdurig zieken, voorziet het rapport in een alarmerende stijging van de uitgaven gerelateerd aan vergrijzing in de periode 2024-2029:
De auteurs pleiten daarom, net als Fediplus, voor een grondige hervorming van het pensioenstelsel, maar tegen “het idee dat circuleert om de lonen te indexeren op het netto-inkomen in plaats van op het brutoloon,” een schijnmaatregel die alleen maar zou leiden tot een geleidelijke erosie van “bijdragen die berekend zijn op het brutoloon.” Met andere woorden, de belastinginkomsten zouden geleidelijk afnemen, en het tekort zou toenemen.