Het Deense parlement heeft een symbolische mijlpaal bereikt: vanaf 2040 wordt de wettelijke pensioenleeftijd verhoogd naar 70 jaar, tegenover 67 jaar vandaag. Deze verhoging, aangenomen zonder sterke oppositie (81 stemmen voor, 21 tegen), maakt van Denemarken het eerste Europese land dat een dergelijke drempel vaststelt.
Sinds 2006 wordt de pensioenleeftijd in Denemarken gekoppeld aan de levensverwachting en herzien om de vijf jaar. Dit automatische mechanisme had tot doel de financiële levensvatbaarheid van het systeem te garanderen in het licht van de vergrijzing van de bevolking. Concreet zal de wettelijke leeftijd stijgen naar 68 jaar in 2030, vervolgens 69 jaar in 2035, voordat deze 70 jaar bereikt in 2040.
Deze nieuwe regel geldt voor alle personen geboren na 31 december 1970, dat wil zeggen degenen die 69 jaar zullen zijn in 2040 en daarna.
Het centrale argument is demografisch: net als elders in Europa vergrijst de Deense bevolking en wordt de levensduur langer. Om het financiële evenwicht van het pensioenstelsel te behouden, moest er worden gehandeld. Het Deense model, vaak geprezen om zijn robuustheid, combineert een universeel pensioen gefinancierd door belastingen en een aanvullend pensioen door kapitalisatie, verplicht voor werknemers.
Premier Mette Frederiksen heeft recent verklaard dat Denemarken niet langer gelooft in het automatische karakter van de verhoging van de pensioenleeftijd, wat suggereert dat er een reflectie zou worden geopend zodra de drempel van 70 jaar is bereikt. Deze verklaring weerspiegelt een bewustwording: hoewel de indexering op de levensverwachting het mogelijk heeft gemaakt te anticiperen, bereikt deze misschien zijn sociale en politieke grenzen.
Ondanks een hoge wettelijke leeftijd gaan Denen in werkelijkheid... eerder met pensioen dan hun wettelijke pensioenleeftijd! In 2019 was de gemiddelde effectieve pensioenleeftijd 65 jaar voor mannen en 64,1 jaar voor vrouwen, tegenover 62,2 jaar in Frankrijk. Dit verschil wordt verklaard door de flexibiliteit van het systeem en de mogelijkheid om vóór de wettelijke leeftijd met pensioen te gaan, met verminderde pensioenen. De "wettelijke leeftijd" is dus de leeftijd vanaf wanneer men met pensioen kan gaan zonder korting.
Het Deense pensioenstelsel, gemengd, berust zowel op nationale solidariteit (universeel pensioen) als op individuele kapitalisatie (aanvullend pensioen), wat het onderscheidt van het Franse of Belgische model, uitsluitend gebaseerd op omslag. Deze architectuur heeft het mogelijk gemaakt zich gemakkelijker aan te passen aan demografische ontwikkelingen.
Met een armoederisicocijfer bij 65-plussers van 11,6% volgens Eurostat (2021), ligt Denemarken aanzienlijk onder het Europese gemiddelde (16,8%) en het Belgische (bijna 18% in 2022 volgens Statbel) en blijft het jaar na jaar een van de landen waar gepensioneerden het best beschermd zijn tegen onzekerheid.
Deze prestatie wordt verklaard door de robuustheid van zijn pensioenstelsel, dat een universeel pensioen gefinancierd door belastingen combineert met verplichte pensioenfondsen door kapitalisatie, waardoor senioren inkomsten worden gegarandeerd die meer dan 80% vertegenwoordigen van die van de totale bevolking en armoede wordt beperkt tot niveaus die veel lager zijn dan die waargenomen in de meeste andere Europese landen.
De verhoging naar 70 jaar fungeert als een test voor Europa, terwijl andere landen, zoals Italië, soortgelijke maatregelen overwegen. Het blijft te zien of de Deense samenleving het duurzaam zal accepteren om zo lang te werken, of dat aanpassingen nodig zullen zijn om de sociale cohesie te behouden.