Drie jaar. Zoveel tijd is verstreken sinds de wet werkgevers verplichtte om een re-integratiebeleid uit te werken voor werknemers met een langdurige arbeidsongeschiktheid. Drie jaar, dus, om het systeem te laten inslijten in de praktijk. En toch spreken de cijfers voor zich, en het resultaat is eerder gemengd: één op de vier bedrijven heeft nog altijd niets ondernomen.
Uit een studie van Acerta bij 1.500 Belgische bedrijven blijkt een duidelijk verdeeld landschap. Hoewel de meeste organisaties de stap wel hebben gezet (74%, om precies te zijn), lijkt het resterende kwart verstrikt te zitten in een stilstand die vragen oproept. Want achter deze cijfers schuilt vooral de bredere kwestie van de begeleiding van kwetsbare werknemers.
Die kloof is vooral zichtbaar wanneer men kijkt naar de grootte van de bedrijven. Grote ondernemingen, met meer dan vijftig werknemers, halen een conformiteitsgraad van 89%. Kleine bedrijven daarentegen – vaak wendbaar, maar met beperkte HR-middelen – komen slechts aan 69%. Dat verschil spreekt boekdelen over de realiteit op het terrein.
"Werkgevers staan open voor re-integratie, maar velen vinden er hun weg niet in", zegt Laura Couchard, juridisch expert bij Acerta Consult. Dat geldt des te meer voor kmo’s. Het is diplomatisch geformuleerd, maar blijft een zorgelijke vaststelling. Want achter deze percentages gaan gebroken loopbanen schuil, mislukte werkhervattingen en verloren talent.
Daarin ligt precies de paradox van deze wettelijke verplichting: ze werd ingevoerd met de ambitie een gunstige omgeving te creëren voor de geleidelijke terugkeer van langdurig zieke werknemers, maar botst op de organisatorische realiteit van duizenden kleine bedrijven. Die beschikken vaak niet over een gestructureerde HR-afdeling en hebben moeite om de wettelijke intentie om te zetten in concrete praktijk.
De redenen voor deze inertie zijn bovendien legio: tijdsgebrek, gebrek aan interne expertise, onvoldoende kennis van beschikbare tools – de obstakels stapelen zich op. Sommige werkgevers beschouwen re-integratie nog steeds als een bijkomende administratieve last. Daarnaast vindt meer dan één op de drie werkgevers (35,4%) dat de huidige re-integratieregelgeving te vaag is om effectief toe te passen. “Bedrijven zijn bereid om met re-integratie aan de slag te gaan, maar velen vinden er hun weg niet in”, stellen de experts van Acerta.
Toch zijn de voordelen van een goed uitgewerkt re-integratiebeleid al lang aangetoond: minder absenteïsme, behoud van expertise, een betere sociale sfeer. En dan is er nog het economische voordeel: volgens Acerta kost een werknemer die geleidelijk terugkeert doorgaans minder dan een definitieve vervanging.
De regelgeving, die in 2022 in werking trad, verplicht bedrijven om een re-integratietraject op te stellen voor werknemers die langer dan vier weken arbeidsongeschikt zijn (of drie maanden in het geval van langdurige ziekte). Er moet een coördinator worden aangesteld, een actieplan opgesteld en eventuele aanpassingen van de functie onderzocht worden. Op papier lijkt alles helder. In de praktijk kraakt de machine nog.
De overheid, zich bewust van de opgelopen achterstand, zou de toon kunnen verstrengen. Voorlopig blijven sancties uitzonderlijk en wordt begeleiding verkozen boven repressie. Maar hoelang zal deze soepelheid nog standhouden? De vraag is terecht, zeker in sectoren die sterk getroffen worden door musculoskeletale aandoeningen of burn-out, waar preventie en re-integratie meer dan ooit cruciaal zijn.
Zo blijft de weg naar een algemene en effectieve re-integratie bezaaid met hindernissen. Tussen politieke wil en werkelijke praktijk gaapt nog steeds een kloof. Het zal wellicht tijd, begeleiding en misschien wat extra druk vergen om van de uitzondering de norm te maken. Intussen wachten duizenden werknemers nog steeds op een hand die hen helpt terugkeren