Het is een versneld tijdschema dat werkgevers en werknemers heeft verrast. De doelgroepvermindering voor oudere werknemers, dat mechanisme waardoor bedrijven konden genieten van RSZ-bijdrageverminderingen om werknemers van minstens 62 jaar (op 30 juni 2024) te behouden of aan te werven, zou oorspronkelijk in 2028 verdwijnen. Uiteindelijk doofde ze uit op 30 juni 2025, drie jaar eerder dus.
Daarnaast onderging het APE/ACS-statuut (Gesco) hetzelfde lot. Dit regime, bijzonder aanwezig in de non-profitsector, bood nochtans een reddingsboei aan vele laaggeschoolde of oudere werknemers via gesubsidieerde posten en een specifieke loonpremie. Vanaf juli 2025 verdwijnt een hele pijler van werkgelegenheidssteun in Vlaanderen.
Aan het roer van deze hervorming vinden we een bewuste regeringswil om het arsenaal van werkgelegenheidssteunen te "moderniseren en rationaliseren". Het aangevoerde argument? De overheidsmiddelen heroriënteren naar maatregelen die als efficiënter worden beschouwd in de huidige context van de Vlaamse arbeidsmarkt, gekenmerkt door een tekort aan arbeidskrachten in verschillende sectoren.
Het is overigens in deze logiek dat ook het geleidelijke einde van andere sectorale verminderingen (met name voor huishoudpersoneel) past. De Vlaamse regering zet in op een meer globale benadering, minder gericht per leeftijdsschijf.
Deze afschaffing roept echter ernstige vragen op. Het verdwijnen van deze financiële incentives dreigt immers oudere werknemers minder aantrekkelijk te maken voor werkgevers. Zonder compensatie op de sociale bijdragen stijgt de reële loonkost van deze werknemers mechanisch.
Bijgevolg ontstaat er een vrees: die voor toegenomen discriminatie bij aanwerving. Bedrijven zouden jongere profielen kunnen verkiezen, die nu minder kostelijk zijn in dienst te nemen dan hun oudere collega's. Een zorgwekkende tendens als we weten dat geen enkel werkgelegenheidsbeleid voor 55-plussers werd onthuld door de autoriteiten, terwijl ze de pensioenleeftijd verhogen en senioren tot de meest gediscrimineerden op de arbeidsmarkt behoren.
Dit geldt bijzonder voor de non-profitsector, waar de ex-ACS/Gesco-posten vaak de enige professionele toegangspoort vormden voor werknemers die ver van de arbeidsmarkt stonden. Zo hangt het risico van postenschrappingen of het niet vervangen van natuurlijke afvloeiingen nu boven deze structuren.
Welke alternatieven bieden zich aan voor de betrokken werknemers? We moeten vaststellen dat de Vlaamse regering geen algemeen vervangingsmechanisme heeft voorzien. De voormalige begunstigden van de afgeschafte statuten zijn niet automatisch geschikt voor andere overheidssteun.
Enige noemenswaardige uitzondering: werknemers met een arbeidsbeperking kunnen aanspraak maken op "individueel maatwerk" via de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling), maar onder strikte voorwaarden en in een zeer omkaderd kader. Er tekent zich dus een veiligheidsnet af met bijzonder grote mazen.
Daarnaast zullen bepaalde verworven rechten van vóór de afschaffing tijdelijk blijven gelden, maar ze zullen geleidelijk uitdoven zonder mogelijke vernieuwing. Een overgang in mineur die vele vragen onbeantwoord laat.
Deze hervorming komt op een paradoxaal moment: terwijl Europa actief verouderen en loopbaanverlenging predikt, maakt Vlaanderen de omgekeerde keuze door zijn specifieke ondersteuningsinstrumenten voor senioren af te schaffen.
Daarom roepen vakbonden en verenigingen op tot verhoogde waakzaamheid tegen de risico's van leeftijdsdiscriminatie. De uitdaging overstijgt de louter kwestie van overheidssteun: het gaat erom de inzetbaarheid te behouden van een actieve bevolking die een niet te onderschatten reservoir van ervaring en competenties vertegenwoordigt, terwijl de Staat er moeite mee heeft voldoende fiscale inkomsten te verzamelen om budgettaire verdrinking te vermijden.
Uiteindelijk waagt de Vlaamse regering de gok dat het tekort aan arbeidskrachten zal volstaan om senioren aan het werk te houden, zonder bijzondere incentives nodig te hebben. Een berekening die riskant zou kunnen blijken als werkgevers ondanks alles jongere profielen verkiezen, wat een vicieuze cirkel van uitsluiting voor oudere werknemers zou creëren.
Bijgevolg dringt een aandachtige opvolging van de impact van deze hervorming zich op in de komende maanden. De evolutie van de werkgelegenheidsgraad van senioren, de aanwervingspraktijken van bedrijven en de situatie van voormalige begunstigden van het Gesco-statuut zullen evenveel indicatoren vormen om nauwlettend te volgen. Want achter de cijfers en regelingen spelen zich werkelijk professionele trajecten en levens af.