Het rapport van de Federale Pensioendienst bevestigt dat zeven op de tien Belgische werknemers geen enkel verlies zullen lijden door de regeringshervorming. Hoewel het aandeel aanzienlijk is, zullen de drie andere betrokkenen effectief een financiële impact ondervinden, soms substantieel.
Voor deze werknemers, hoofdzakelijk zij met atypische loopbanen, gekenmerkt door periodes van onderbreking of deeltijds werk, kan de rekening oplopen tot 318 euro per maand. Een bedrag dat geen algemeen gemiddelde is, zoals sommige syndicale mededelingen lieten uitschijnen, maar wel het theoretische maximum voor de meest ongunstige situaties.
Om deze ongelijkheid te begrijpen, moet men in de geheimen van de hervorming duiken. De federale regering heeft de berekening van de pensioenrechten gewijzigd door de toekenningscriteria van bepaalde zogenaamde gelijkgestelde periodes aan te scherpen (die momenten waarop men niet werkt maar die toch meetellen voor het pensioen: werkloosheid, ziekte, tijdskrediet). Het is precies op dit punt dat het schoentje wringt.
Werknemers die gebruik hebben gemaakt van regelingen zoals loopbaanonderbrekingen of arbeidstijdverminderingen, zullen deze periodes minder gunstig zien verrekend worden in de eindberekening. "Lineaire en volledige loopbanen worden niet getroffen", bevestigt de Federale Pensioendienst. Daarentegen bevinden zij die jongleerden tussen werk, opleiding, kinderopvoeding of werkloosheidsperiodes zich in een zone van onzekerheid.
Het socialistische vakbond komt niet tot bedaren. Via zijn algemeen secretaris hekelt het een hervorming die "zij die al precaire trajecten hebben, bestraft". En inderdaad, de cijfers die het ABVV naar voren schuift komen niet uit het niets: ze steunen op simulaties uitgevoerd voor typische profielen, die effectief overeenkomen met een deel van de actieve bevolking.
Alleen, deze 318 euro presenteren als een norm eerder dan als een maximale uitzondering grenst aan een interpretatieve kortsluitng. Het is technisch correct, maar statistisch misleidend. Tussen een gemiddelde impact en een maximale impact zit immers een groot verschil, en dat verandert radicaal de perceptie van een hervorming.
Aan de zijde van de autoriteiten wil men geruststellend zijn terwijl men voorzichtig blijft. Zeven op de tien zonder impact is inderdaad een comfortabele meerderheid. Bovendien benadrukt de regering de noodzaak om het systeem bestendig te maken tegenover de vergrijzing (België telt nu meer dan 2,5 miljoen gepensioneerden voor ongeveer 5 miljoen actieve werknemers).
"We moeten financiële levensvatbaarheid en sociale rechtvaardigheid in evenwicht brengen", hamerde een regeringswoordvoerder onlangs. Een nobel voornemen, zeker, maar dat de drie op de tien betrokken werknemers in een oncomfortabele situatie laat. Des te meer daar deze "atypische" profielen vaak vrouwen zijn, die deeltijds werk en loopbaanonderbrekingen om familiale redenen combineren — een sociologische realiteit die de hervorming lijkt te negeren.
Daar zit nu net de hele valkuil van grote systemische hervormingen: ze genereren statistische gemiddelden die schreeuwende individuele verschillen maskeren. Zo zal een werknemer die een volledige loopbaan van 45 jaar in de privésector heeft volbracht, zonder onderbreking, effectief niets verliezen. Omgekeerd zou een verpleegster die haar loopbaan opzij heeft gezet om haar kinderen op te voeden, haar pensioen kunnen zien verminderen met enkele honderden euro's, terwijl de Belgische demografie kelderen gaat.
"Men kan een hervorming niet alleen evalueren op basis van het aantal personen dat gespaard blijft", benadrukt onze directeur Michel Wuyts, specialist op het gebied van pensioenen. "Men moet ook de intensiteit van de impact op zij die getroffen worden meten." Bijgevolg verdienen de 30% benadeelde werknemers bijzondere aandacht, des te meer daar ze duizenden mensen vertegenwoordigen — een getal dat verre van verwaarloosbaar is.
Het debat overstijgt ruimschoots het louter cijfergeweld. Het ondervraagt het Belgische sociale model in zijn geheel. Hoe fatsoenlijke pensioenen financieren in een vergrijzende samenleving, zonder buitensporig op de actieven te wegen? Hoe zij beschermen die hobbelige trajecten hebben gekend, vaak uit noodzaak eerder dan uit keuze?
De Federale Pensioendienst erkent zelf dat bepaalde individuele gevallen "begeleidende maatregelen" zullen vereisen. Welke precies? De vaagheid blijft bestaan. Bovendien eisen de vakbonden individuele simulaties die voor iedereen toegankelijk zijn, waardoor elke werknemer precies de impact van de hervorming op zijn persoonlijke situatie kan kennen. Een vraag naar transparantie die de regering vooralsnog slechts gedeeltelijk heeft ingewilligd.
Uiteindelijk illustreert de Belgische pensioenhervorming perfect de complexiteit van hedendaagse sociale afwegingen. Zeven op de tien werknemers komen er ongeschonden uit: dat zou de catastrofale discoursen moeten temperen. Maar drie op de tien zullen verliezen lijden die in extreme gevallen kunnen oplopen tot 318 euro per maand: een bedrag dat volstaat om personen die het al waren nog meer te fragiliseren.
Daarom is voorzichtigheid geboden alvorens definitief te kiezen tussen syndicaal alarmisme en regeringsoptimisme. De waarheid bevindt zich, zoals vaak, ergens tussenin. Een meerderheid van de Belgen zal de hervorming zonder schade doorkomen. Een significante minderheid zal daarentegen soms een zware tol betalen. Rest nog te weten of het systeem voldoende vangnetten zal voorzien voor deze achterblijvers van de budgettaire rationalisering. Vooralsnog bestaat er de inkomensgarantie voor ouderen, de IGO. Die maakt het mogelijk een uitkering aan te vragen die toelaat de armoededrempel te overschrijden, namelijk 1.580,37 euro voor alleenstaanden (op 01.02.2025 aan index 179,58), onder voorwaarden.
Intussen staat één ding vast: achter de percentages en de gemiddelden schuilen miljoenen individuele trajecten, met realiteiten die even divers als complex zijn. En daar ligt nu net de hele uitdaging: een hervorming ontwerpen die de billijkheid niet offert op het altaar van de financiële levensvatbaarheid. Een delicaat evenwicht, dat België blijkbaar nog niet heeft gevonden.